Cyprinus carpio carpio (Linnaeus, 1758) Karper
Kenmerken | Langgerekt lichaam, zijdelijngs afgeplat. Lange holle rugvin. 4 bekdraden waarvan 2 korte op de bovenlip en 2 langere in de hoeken. |
---|---|
Kleur | Rugzijde olijfgroen, buikzijde geelachtig. Zijden meestal met een goudgele glans. De holle rugvin is donker. Buik-, anaal- en onderste deel van de staartvin oranje gekleurd. De grote schubben hebben een donkere rand. |
Voorkomen | Stilstaande en langzaam stromende wateren. |
Voedsel | Invertebraten. |
Voortplanting | Geslachtelijk. |
Grootte | Lengte tot 120cm. |
Bovenstaande kenmerken hebben betrekking op de echte wilde karper. Kweekkarpers hebben een hogere rug en andere uiterlijke kenmerken, met name de beschubbing. Verwilderde karpers kunnen wel het uiterlijk van de echt wilde karper hebben.
Probleem is dat niet meer vast te stellen is wat nu echte wilde karper is. Er zijn geen karperpopulaties waarvan met 100% zekerheid gezegd kan worden dat het een natuurlijke populatie is.
Oorspronkelijk zou de echt wilde karper geleefd hebben in rivieren die uitmonden in de Zwarte en Kaspische zee. Van hieruit heeft de karper zich verspreidt. In de middeleeuwen heeft de mens ook aan de verspreiding bijgedragen. De karpers werden in kloostervijvers gekweekt voor het vlees dat op vastendagen wel gegeten mocht worden. Het is onduidelijk of de Nederlandse populatie wilde karper door natuurlijke verspreiding is ontstaan of dat dit nakomelingen zijn van de populaties uit de kweekvijvers.
Karper kan in lente, zomer en herfst waargenomen worden. In de winter verblijven ze in dieper water. Meestal zwemmen ze in groepen, vaak zijn ze te vinden in ondiep water langs de oever of in de warme bovenlaag van het water. Op rustige warme dagen willen ze nogal eens "zonnen" en liggen dan rustig tegen het wateroppervlak.
De karper in van nature een schuwe vis. In wateren waar veel gedoken wordt, wennen de karpers aan duikers en kunnen van dichtbij waargenomen worden.
Enkele karpervarianten zijn:
Schubkarper, lijken op de oervorm maar zijn hoogruggig.
Spiegelkarper, deze hebben enkele grote schubben over het hele lichaam verdeeld.
Rijenkarper, hebben enkele rijen schubben over hun lichaam.
Leder- of naaktkarper, leerachtige huid zond schubben.
Het paaien vindt plaats bij een watertemperatuur van rond 18 graden op ondiepe plaatsen met begroeiing. Omdat de karper een hoge temperatuur nodig heeft om zich voort te planten lukt dit in natuurlijke wateren alleen tijdens warme zomers of in ondiepe wateren.